Geschiedenis van het Katholicisme in Noord - Nederlanden in 16 en 17 eeuw.pdf

(15191 KB) Pobierz
Untitled
Geschiedenisvanhetkatholicismein
Noord-Nederlandinde16eende17eeeuw
L.J.Rogier
bron
L.J. Rogier, GeschiedenisvanhetkatholicismeinNoord-Nederlandinde16eende17eeeuw (3
delen). Urbi et orbi, Amsterdam 1947 (tweede druk)
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/rogi002gesc01_01/colofon.htm
© 2008 dbnl / erven L.J. Rogier
506899385.001.png
5
[DeelI]
I.DekerkvoorTrente
1.Maatschappij
TE WEINIG OP EN OM ZICH ZELF BESCHOUWD en al te uitsluitend getekend
als de incubatietijd van de grote westerse kerkscheuring, wordt het heden van de
eerste helft der zestiende eeuw misschien al te zeer verdonkerd door de schaduwen
van de komende katastrofe. Toch heeft ook deze tijd van zijn eigen adem geleefd;
als bloeitijd van de kerkelijke schilderkunst en als hoogtij in de geschiedenis van de
kerkmuziek heeft hij te veel eigens om louter achtergrond te vormen voor wat te
komen stond. Een achtergrond van bijna louter zwart dan nog. De katholieke kerk
aan de vooravond van de protestantisering is immers in de litteratuur bij herhaling
vergeleken bij het sierlijk graf vol rottings binnen en van buiten schoon bestreken.
Vriend en vijand vinden elkaar in dit vernietigend vonnis. Het meningsverschil treedt
gewoonlijk eerst aan den dag in de beschouwing van de hervorming zelf. Zij, die
deze zien als de vlucht van het zinkende schip, spreken van brede scharen, die,
gesterkt door de martelaarsmoed van vrome voortrekkers, in de eenvoud van hun
aaneensluiting de onbedorven kerk der apostelen herstichtten 1. . Het andere uiterste
vormt de karakteristiek van de hervorming als de cloaca magna, het grote riool,
waardoor de bedorven elementen werden afgevoerd, een pijnlijk zuiveringsproces,
dat de kerk regenereerde, die herboren opstond door de kracht van haar eeuwige
jeugd 2. .
Hoe langer men zich bezighoudt met het verschijnsel van de zestiende-eeuwse
westerse kerkscheuring, hoe meer men oog krijgt voor zijn complexe aard. Niet
alleen is de expansie van het protestantisme meer door sociaal-economische en
staatkundige factoren bepaald dan door religieuze, maar reeds in de opkomst van de
L.J.Rogier, GeschiedenisvanhetkatholicismeinNoord-Nederlandinde16eende17eeeuw
6
hervorming hebben economische oorzaken naast de religieuze gewerkt. Heel de
zestiende eeuw is een crisis-eeuw geweest, een eeuw van convulsies en van
barensnood, de eeuw van nieuwe, vaak heterogene stromingen, van de Renaissance,
opgevat als ‘de ontdekking van de wereld en van de mens’, van het Macchiavellisme,
d.i. de dogmatiek van het wordend vorstenabsolutisme, de staatsvergoding en het
godsdienstnationalisme, van de koloniale expansie, van een de grenzen uitwissend
internationaal humanistenverkeer, van wordend kapitalisme en mercantilisme.
De grenzen van de oude wereld en het beeld, dat de mens zich er van gevormd
had, verwaasden; de blik ging naar onbegrensde verten en naar onvermoede
mogelijkheden. De Renaissance-mens zag niet langer de wereld identiek met zijn
Europa, ook niet langer het christendom als de absolute en universele wereldreligie.
Nieuwe volkeren doemden op, die het Evangelie niet kenden, en de vraag, hoe deze
tot Christus te brengen zouden zijn, werd aan de kerk van Rome gesteld, terwijl een
generatie van sceptische humanisten het absolute karakter van haar leer in twijfel
ging trekken.
In deze stormachtige periode van geestelijke en materiële ommekeer bleef bijna
geen enkele verhouding onaangetast. De feodale maatschappij zieltoogde en de
absolute monarchie consolideerde zich. Kerk en staat kwamen in veranderde
verhouding tot elkaar te staan. In de absolute monarchieën met hun dagelijks in
omvang, invloedssfeer en verijning toenemend bestuursapparaat wordt ook de kerk
een voorwerp van de complexe, alles omvattende staatszorg. Tegen de pauselijke en
bisschoppelijke exempties, tegen privilegiën en rechten van kerkelijke dignitarissen
en corporaties wordt een hardnekkige strijd gevoerd, vaak tevens met het doel de
goederen van de kerk ten bate van de staat of de vorst aan te wenden. Ook daar, waar
dit laatste doel niet of niet in het bijzonder wordt nagestreefd, zoekt de regering de
totale zegging over de kerkelijke aangelegenheden te verkrijgen. In Noord-Nederland
wordt in 1529 door de secularisatie van het bisdom Utrecht deze totaliteit vrijwel
bereikt: van geestelijk vorst wordt de bisschop op den duur kerkelijk hoofdambtenaar
in de staat. De adel wordt van mede-besturende klasse gedegradeerd tot een stand
van hoge ambtenaren en militairen. De sociaal-economische structuur van tal van
staten ondergaat wijziging: agrarische landen gaan de weg van de
L.J.Rogier, GeschiedenisvanhetkatholicismeinNoord-Nederlandinde16eende17eeeuw
7
industrialisatie op en in weinige tientallen jaren groeit er een fabrieksproletariaat,
veel mobieler dan de aan de grond gebonden agrariërs en de in een stad verankerde
neringdoenden. In andere streken gaan oude industrieën snel ten gronde, wat een
radicale verpaupering van een talrijke volksmassa veroorzaakt.
In deze tijd van botsingen tussen oud en nieuw, tussen conservatieve en moderne
levensinzichten, een tijd, waarin de zich perfectionnerende boekdrukkunst
bijbelvertalingen, theologische en ascetische werken in steeds wassend getal onder
de mensen brengt, worden de theologische controversen - ook in vroeger eeuwen
allerminst zeldzaam - voorwerpen van algemene belangstelling, straks van
hartstochtelijke polemieken en volksbewegingen, vooral zodra de theologische
factoren zich paren met zekere economische.
Het is dan ook duidelijk, dat een eenzijdig-theologische instelling tegenover het
vraagstuk van de kerkhervorming tot scheve beschouwingen leidt. Verdoezeling of
negatie van de economische kanten van het verschijnsel belet de beschouwer de ware
toedracht van dit ingrijpend en rijkgeleed proces te benaderen. Zo de nadruk op deze
economische kant van het probleem ergernis gewekt heeft, is dit vaak uit misverstand
voortgekomen, dat historisch materialisme signaleerde, waar het niet was. Immers
men onderscheide wel: de hervorming als theologische beweging is religieus van
inhoud en strekking; in de 95 thesen van Luther gaat het niet om brood en spelen,
maar om het geloof alleen. Voorzover het te doen is om de kleine percentages
priesters, vorsten, edelen en burgers, die spontaan op zulke gronden met Luther of
andere hervormers meegingen, is het juist de materiële factoren uit te schakelen.
Maar het is niet mogelijk het vraagstuk lang aldus geïsoleerd te zien. Zodra het
tot daden kwam, speelden o.a. kerk- en kloostergoederen hun rol bij vorsten en edelen,
die zich een soms zeer groot fortuin schiepen door de kerk te hervormen ten einde
haar te kunnen bestelen, bij de stedelijke overheden, die het nijpend-geworden
grondgebrek binnen de stadswallen verhielpen door secularisatie van kloostergrond
en zich daarmee tevens ontdeden van drukkend-geworden plichten tot alimentatie
van verarmde stedelijke conventen 3. , bij de gilden, die zich wilden bevrijden
L.J.Rogier, GeschiedenisvanhetkatholicismeinNoord-Nederlandinde16eende17eeeuw
8
van de verwenste concurrentie der kloosternijverheid, bij de paupers, in deze crisistijd
van haat vervuld jegens de caritatieve instanties van kerken en kloosters, die hun
ellende niet konden lenigen. Het is dan ook onverantwoord in revolutionnaire
verschijnselen als de beeldenstorm van 1566 in de eerste plaats religieuze bewegingen
te zien 4. . Men kan zelfs zeggen, dat zij, die in de Noordelijke gewesten al decennia
lang een soort wordend protestantisme representeerden, een kleine groep van
intellectueel-vooraanstaanden, die zich deels op Erasmus beriepen, vol afschuw
tegenover zulk fanatisme hebben gestaan.
Het verschijnsel is Europees, noch speciiek Germaans, noch Romaans, al waren
de economische factoren in de onderscheiden landen zeer ongelijk. Beperken wij
ons tot de Nederlanden in de zestiende eeuw, dan stuiten wij op de ongerijmdheid,
dat in de loop der tijden de meest uiteenlopende getuigenissen zijn afgelegd over de
economische toestand omstreeks het aftreden van Karel V. Een negentiende-eeuws
auteur, die in zijn belezenheid zeker kan gelden als representant van de oude
zienswijze, verheerlijkt aan de hand van Strada, Guicciardini, Bentivoglio, Florentius
van der Haer, Bor, van Meteren, Hoppers, Pontus Payen, Laurens Mets, de
Venetiaanse gezant Suriano en andere tijdgenoten of oude auteurs in lyrische
bewoordingen de welvarende Nederlanden, schatkist van de koning van Spanje.
Vooral wat hij omtrent de haven van Antwerpen zegt, is al te schoon om waar te
zijn, al is deze stad ondanks alle malaises en crisissen nog tot over het midden der
zestiende eeuw de grootste haven van West-Europa gebleven. Dat er 500 schepen
per dag in en uit plachten te gaan en er wel een 2500 in de haven plachten te liggen,
is echter al te stout. Karakteristieken, waarin de Nederlanden aan de vooravond van
de opstand tegen Philips II ‘een der rijkste en welvarendste landen, een der schoonste
parelen aan de kroon van het Oostenrijkse vorstenhuis’ heten 5. , dienden als het
hel-lichte fond, waartegen het zwarte beeld van de te beschrijven beroerten te
schrikwekkender afstak.
Tegen deze zeer gekleurde voorstelling, die een revolutie oorsprong laat nemen
in een paradijs van welvaart, een idylle van bloei, behoeft men in de twintigste eeuw
nauwelijks meer in verzet te komen. Aan de hand van twee memoriën, respectievelijk
L.J.Rogier, GeschiedenisvanhetkatholicismeinNoord-Nederlandinde16eende17eeeuw
Zgłoś jeśli naruszono regulamin